Executieve functies kunnen verklaren waarom een kind vastloopt op school
Executieve functies spelen een grote rol bij het gedrag en het leren op school en kunnen verklaren waarom kinderen vastlopen in de klas.
Zelfregulatie
Om doelgericht en zelfstandig te kunnen functioneren, moeten we controle kunnen uitoefenen op ons gedrag, gedachten en gevoelens. Als we bijvoorbeeld ons werk af willen krijgen, moeten we niet te veel denken aan wat we die middag gaan doen; we moeten blijven focussen op het werk. De zelfregulatie die we hierbij inzetten, in dit geval het sturen van onze aandacht op het werk, is het gevolg van cognitieve processen die ‘executieve functies’ worden genoemd.
Complexe menselijke vaardigheden
Executieve functies zijn essentieel voor de meest complexe menselijke
vaardigheden:
- Snelheid van werken
- Informatie onthouden
- Volgehouden aandacht
- Gedrag aanpassen aan de omstandigheden
- Emotieregulatie
- Impulsbeheersing
Executieve functies beïnvloeden elkaar onderling en zijn afhankelijk van
meer basale hersenprocessen.
Wat hebben executieve functies met ADHD, autisme en andere ontwikkelingsstoornissen te maken?
Kinderen met ontwikkelingsstoornissen hebben vaker dan gemiddeld moeite met specifieke cognitieve vaardigheden. Hierdoor zijn ze impulsiever, minder geconcentreerd, of hebben ze meer moeite om hun gedrag aan te passen als de opdracht of taak verandert. Kinderen met ADHD, autisme of andere ontwikkelingsstoornissen presteren daardoor vaak onder op school. Ze halen niet het schoolniveau dat ze aan zouden moeten kunnen op basis van hun intelligentieniveau.
Gerichte begeleiding met een cognitief profiel
Door het cognitief profiel van een kind nauwkeurig in kaart te brengen met de COTAPP kan gerichte begeleiding worden ingezet om de zwakkere vaardigheden te trainen of om de omgeving aan te passen aan de specifieke (leer)behoeften van het kind, thuis en op school. Daarnaast kunnen de sterke vaardigheden maximaal worden benut ter compensatie van de zwakkere ontwikkelde vaardigheden.
COTAPP afname bij kinderen jonger dan 6 of ouder dan 12 jaar
De COTAPP kan ook worden afgenomen bij kinderen jonger dan 6 of ouder dan 12 jaar, wanneer er een vermoeden is van een forse discrepantie tussen de kalenderleeftijd en de cognitieve ontwikkeling (mentale leeftijd). Dit vermoeden ontstaat meestal op basis van eerder afgenomen intelligentietests of vaardigheden die het kind in het dagelijks leven laat zien die niet passen bij de kalenderleeftijd. De gebruiker kiest dan een vergelijkingsleeftijd die vermoedelijk het dichtst in de buurt ligt van het vooraf geschatte leeftijdsniveau. Het is mogelijk dit proces meerdere keren te herhalen, zodat de prestatie van het kind wordt afgezet tegen verschillende normeringsleeftijden om zo de meest precieze schatting te maken van het leeftijdsniveau van de cognitieve ontwikkeling. In de COTAPP: Handleiding vindt u meer informatie over de afname bij kinderen jonger dan 6 of ouder dan 12 jaar.